bespreking

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·spre·king
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van bespreken met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord bespreking besprekingen
verkleinwoord besprekinkje besprekinkjes

Zelfstandig naamwoord

de besprekingv

  1. een mondeling overleg
    • Zij hielden een bespreking over het vorderen van hun project. 
  2. een tekst met een oordeel, een rescensie
    • In zijn bespreking van het boek gaf hij aan dat het vol spelfouten zat. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be