beslikt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·slikt
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | beslikt | beslikter | besliktst |
verbogen | beslikte | besliktere | besliktste |
partitief | beslikts | beslikters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
beslikt [1]
- met slijk bedekt of bevuild
- (figuurlijk) zwanger
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord beslikt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beslikt" herkend door:
35 % | van de Nederlanders; |
35 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be