beschuldiger

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·schul·di·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beschuldiger beschuldigers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

beschuldiger m [1]

  1. iemand die iets of iemand ergens van beschuldigt; iemand die een beschuldiging uitspreekt
     Voorzitter Chuck Grassley van de Senaatscommissie zegt dat er een onderzoek loopt naar de beschuldigingen, maar dat de hoorzitting van morgen gewoon doorgaat. Kavanaugh en Ford, de eerste beschuldiger, zullen daar worden gehoord. Vrijdag wordt er gestemd over de benoeming van Kavanaugh.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 maart 2023 Weblink bron “Kavanaugh blijft ook na derde beschuldiging misbruik ontkennen” (Woensdag 26 september 2018, 20:35), NOS