beschuldigde
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·schul·dig·de
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van beschuldigd met het achtervoegsel -e
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beschuldigde | beschuldigden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
beschuldigde m
- een persoon die de schuld heeft gekregen van iets
- De beschuldigde mocht zichzelf nog wel verdedigen in de rechtbank.
Vertalingen
1. een persoon die de schuld heeft gekregen van iets
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beschuldigen |
beschuldigde
- enkelvoud verleden tijd van beschuldigen
- Ik beschuldigde.
- Jij beschuldigde.
- Hij, zij, het beschuldigde.
- Ik beschuldigde.
- ▸ Met het laatste restje overtuiging sprak ze tegen het stemmetje dat haar al een uur van verraad en het nemen van de verkeerde beslissingen beschuldigde. Wat had ik dan moeten doen? dacht ze.[1]
- verbogen vorm van beschuldigd, voltooid deelwoord van beschuldigen
Gangbaarheid
- Het woord beschuldigde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "beschuldigde" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -e in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Verbogen vorm van het voltooid deelwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %