beschouwelijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·schou·we·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van beschouwen met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | beschouwelijk | beschouwelijker | beschouwelijkst |
verbogen | beschouwelijke | beschouwelijkere | beschouwelijkste |
partitief | beschouwelijks | beschouwelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
beschouwelijk [1]
- meer nadenkend en observerend dan praktisch handelend
- Toch kent deze voorstelling ook wat flinke inzakmomenten. Dat Cornelisse liever beschouwelijk te werk gaat dan meningen verkondigt is op zich te prijzen, maar om een avond lang te boeien moet een cabaretier meer doen dan een aantal grappige gedachtekronkels achter elkaar zetten. Soms blijft Cornelisse te veel hangen in de kleine observaties, die in een column goed werken maar in een avondvullende voorstelling na verloop van tijd gaan vervelen.[2]
- Hij debuteert komend voorjaar bij uitgeverij DasMag met vijftien essays, die zich volgens Postma ergens ophouden in het gebied tussen persoonlijk (al dan niet samenwonen) en beschouwelijk (literatuur, beeldende kunst en fotografie).[3]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. meer nadenkend en observerend dan praktisch handelend
Gangbaarheid
- Het woord beschouwelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beschouwelijk" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Dick Zijp 16 november 2017
- ↑ NRC Toef Jaeger 4 januari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be