beschikte voor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·schik·te voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorbeschikken

beschikte voor

  1. enkelvoud verleden tijd van voorbeschikken
    • Ik beschikte voor. 
    • Jij beschikte voor. 
    • Hij, zij, het beschikte voor. 


Gangbaarheid