beschenkt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·schenkt

Werkwoord

vervoeging van
beschenken

beschenkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beschenken
    • Jij beschenkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beschenken
    • Hij beschenkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beschenken
    • Beschenkt!