besøge
Uiterlijk
- be·sø·ge
- Afkomstig van het Nederduitse werkwoord "besoken" (= opzoeken)
- Afleiding van het Deense werkwoord søge met het voorvoegsel be-
Naar frequentie | 1520 |
---|
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
besøge |
besøger |
besøgte |
besøgt |
volledig |
besøge
- bezoeken
- «De besøges af en repræsentant fra arbejdsformidlingen mindst en gang i kvartalet.»
- Ze worden bezocht door een vertegenwoordiger van de Diensten voor arbeidsvoorziening ten minste eenmaal per kwartaal.
- «De besøges af en repræsentant fra arbejdsformidlingen mindst en gang i kvartalet.»
- aanwippen, binnenwippen, langsgaan, langskomen, langslopen
- bijwonen (b.v. een vergadering)
- [3]: overvære
- [1-3]: oppholde sig
- [3]: velbesøgt
- [1-2]: besøge sin familie
zijn familie bezoeken
- besøge in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog
op website:ordnet.dk