berooid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·rooid
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Fries, in de betekenis van ‘arm’ voor het eerst aangetroffen in 1488 [1]
  • Ontleend aan het Friese beroaid (berooid).
stellend
onverbogen berooid
verbogen berooide

Bijvoeglijk naamwoord

berooid

  1. zonder geld of andere bezittingen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Afrikaans

Bijvoeglijk naamwoord

berooid

  1. berooid
Synoniemen