beroerder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·roer·der
Woordherkomst en -opbouw
- [zelfstandig naamwoord] Naamwoord van handeling van beroeren met het achtervoegsel -der [1]
- [bijvoeglijk naamwoord] beroerd met de uitgang -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beroerder | - |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
beroerder
- (verouderd) iemand die voor opschudding zorgt
Bijvoeglijk naamwoord
beroerder
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van beroerd
Gangbaarheid
- Het woord beroerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -der in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Verouderd in het Nederlands
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal