beroepsvisser

Nederlands

beroepsvisser

Uitspraak

• Geluid:  beroepsvisser    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• be·roeps·vis·ser

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  beroep zn  en  visser zn  met het invoegsel -s- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	beroepsvisser	beroepsvissers
verkleinwoord	beroepsvissertje	beroepsvissertjes

Zelfstandig naamwoord

de beroepsvisser m

1. (beroep) iemand die vissen vangt en verkoopt voor zijn kostwinning

   ▸ Vandaag de dag is er geen enkele beroepsvisser meer over.

   ▸ De inspecteurs gaan controleren of alle goudvissen uit de beek zijn. Dat doet de toezichthouder met behulp van een beroepsvisser. Als die alsnog goudvissen vindt, moet de Arnhemmer de rekening betalen.

Afgeleide begrippen

• beroepsvisserij

Gangbaarheid

• Het woord beroepsvisser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.