beroepsopvatting
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·roeps·op·vat·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beroepsopvatting | beroepsopvattingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de beroepsopvatting v
- de gedachten die men heeft over de invulling en de verantwoordelijkheden van een beroep
- ▸ Zowel de getuige-deskundige van de verdediging als de getuige-deskundige van de Inspectie als klagende partij, maakte korte metten met die taak- en beroepsopvatting.[1]
Gangbaarheid
- Het woord beroepsopvatting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Rinke van den Brink“Microbiologen ontkennen schuld” (Dinsdag 19 maart 2013, 20:18), NOS