beroepsbrandweer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·roeps·brand·weer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beroepsbrandweer -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de beroepsbrandweerv / m

  1. instelling met mensen voor wie blussen van vuur en tegengaan van door vuur veroorzaakte schade dagelijks werk is
    • Hij sprak en schreef bij en over allerlei gelegenheden, verzette zich tegen het oprichten van de beroepsbrandweer, tegen afschaffing van de kermis, tegen het optreden van het gezag bij oproer en tegen subsidie aan het Rijksmuseum. [1]
Antoniemen
  • vrijwillige brandweer (waarbij mensen met een ander hooofdberoep worden opgeroepen om vuur te blussen)

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen