berichten

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  berichten    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• be·rich·ten

Zelfstandig naamwoord

berichten mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bericht

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘mededelen’ voor het eerst aangetroffen in 1200
• afgeleid van het Middelnederlandse richten met het voorvoegsel be-

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
berichten	berichtte	bericht
zwak -t	volledig

Werkwoord

berichten

1. overgankelijk van nieuws voorzien over iets, ergens inlichtingen over krijgen

   • De nabestaanden zullen vandaag bericht worden over de oorzaak van de ramp. 
   • De kranten berichten allemaal over dezelfde onderwerpen. 

Synoniemen

• melden, mededelen, meedelen, overbrengen

Verwante begrippen

• informeren, inlichten, voorlichten, voortzeggen
• melden, verhalen, verslaan, vertellen

Afgeleide begrippen

• berichtencentrale, berichtenverkeer, berichtgever, berichtgeving

Vertalingen

    1. van nieuws voorzien over iets   

Bulgaars: съобщавам (bg), известявам (bg) Duits: berichten (de), mitteilen (de) Engels: communicate (en), inform (en), report (en)

Frans: communiquer (fr) Pools: zawiadamiać (pl) Spaans: comunicar (es), informar (es)

Gangbaarheid

• Het woord berichten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "berichten" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Duits

Uitspraak

• Geluid:  berichten    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• be·rich·ten

stamtijd
infinitief	verleden tijd	voltooid deelwoord
berichten	berichtete	berichtet
	volledig

Werkwoord

berichten

1. overgankelijk berichten, informeren