bergtocht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- berg·tocht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bergtocht | bergtochten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bergtocht m
- een reis door een berggebied; een wandeling door een berggebied
- 'Ik zou graag een berg willen in Amsterdam,' mailt Rodrigo Coesel. 'Wat je daar niet allemaal mee kan doen. Lekker tegenop rennen of fietsen. Trainen voor de Alpen of voor een bergtocht. Als er sneeuw is eraf skiën of sleeën. Aan de ene kant is ie lekker steil voor sportklimmers. Aan de andere kant glooiend, een parkachtige omgeving. Denk ook aan een natuurlijke tribune voor een openluchttheater.'[2]
- De drie onderofficieren, 29, 33 en 44 jaar oud, maakten als onderdeel van hun training een bergtocht in Chamonix. Omdat van hen niets werd vernomen, werd rond 8 uur 's avonds een zoekactie begonnen.[3]
Synoniemen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord bergtocht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bergtocht" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool 25 JUNI 2015 Wat Amsterdam mist: een berg
- ↑ Het Parool 3 JULI 2013 Franse gendarmes verongelukt op Mont-Blanc
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be