bergtocht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

een bergtocht over een bergpad
Uitspraak
Woordafbreking
  • berg·tocht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bergtocht bergtochten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bergtochtm

  1. een reis door een berggebied; een wandeling door een berggebied
    • 'Ik zou graag een berg willen in Amsterdam,' mailt Rodrigo Coesel. 'Wat je daar niet allemaal mee kan doen. Lekker tegenop rennen of fietsen. Trainen voor de Alpen of voor een bergtocht. Als er sneeuw is eraf skiën of sleeën. Aan de ene kant is ie lekker steil voor sportklimmers. Aan de andere kant glooiend, een parkachtige omgeving. Denk ook aan een natuurlijke tribune voor een openluchttheater.'[2] 
    • De drie onderofficieren, 29, 33 en 44 jaar oud, maakten als onderdeel van hun training een bergtocht in Chamonix. Omdat van hen niets werd vernomen, werd rond 8 uur 's avonds een zoekactie begonnen.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen