bergbeklimming
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- berg·be·klim·ming
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van berg zn en beklimming zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bergbeklimming | bergbeklimmingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bergbeklimming v
- de keer dat men een berg beklimt
- ▸ Jaarlijks komen er vier tot zes Nederlanders om het leven in de bergen. Het seizoen voor bergbeklimming en wandelingen in de bergen is nu zo goed als afgelopen.[1]
- ▸ De vijf Duitsers die gisteren omkwamen tijdens een bergbeklimming in de Alpen waren een vader en een zoon, een collega van de zoon en twee kinderen van de enige overlevende van het gezelschap. Dat heeft de Zwitserse politie bekendgemaakt.[2]
Gangbaarheid
- Het woord bergbeklimming staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Nederlanders verongelukt in Alpen” (Maandag 8 september 2014, 11:41), NOS
- ↑ Weblink bron “Gevallen klimmers waren familie” (Woensdag 4 juli 2012, 12:39), NOS