berekent

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·re·kent

Werkwoord

vervoeging van
berekenen

berekent

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van berekenen
    • Jij berekent. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van berekenen
    • Hij berekent. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van berekenen
    • Berekent!