bereddert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·red·dert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beredderen |
bereddert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beredderen
- Jij bereddert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beredderen
- Hij bereddert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beredderen
- Bereddert!