beraamt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·raamt

Werkwoord

vervoeging van
beramen

beraamt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beramen
    • Jij beraamt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beramen
    • Hij beraamt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beramen
    • Beraamt!