bepraatten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bepraatten (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·praat·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bepraten |
bepraatten
- meervoud verleden tijd van bepraten
- Wij bepraatten.
- Jullie bepraatten.
- Zij bepraatten.
- Wij bepraatten.