bepijlen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·pij·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bepijlen |
bepijlde |
bepijld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
bepijlen
- overgankelijk met pijlen beschieten
- ▸ De verwarring werd nog vergroot, doordat de Papoeas uit hun kanos het schip begonnen te bepijlen.[1]
- overgankelijk wegbewijzering aanbrengen
- ▸ ⧖ En wandelde U al door Arcens bosschen, waar duizenden dennen, strak en steil, hun kruinen in de lucht priemen en waar Arcens actieve V.V.V. zich de moeite getroost heefteen doolhof van wandelwegen uit te stippen en te bepijlen, zoodat de toerist zorgeloos van paaltje tot paaltje loopen kan, in het geruststellende bewustzijn, dat hij op die manier tenminste niet de kans loopt, op een ongeoorloofde manier over de grenzen van een nabuurland te raken?[2]
Gangbaarheid
- Het woord bepijlen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “De schedels der verslagenen” (23 juni 1937), De Sumatra post
- ↑ Weblink bron “OOK U HEBT VACANTIE NOODIG Limburg ontdekte... Limburg!” (26 juni 1941), Limburger koerier
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel be- in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal