bepalend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·pa·lend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bepalend bepalender bepalendst
verbogen bepalende bepalendere bepalendste
partitief bepalends bepalenders -

Bijvoeglijk naamwoord

bepalend

  1. beslissend
     Dorien verwachtte een antwoord van haar. Logica, ratio, denk aan de gesprekken met Denise, ging het door haar heen. Wat je nu gaat zeggen is bepalend.[1]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: bepalen
verbogen vorm: bepalende

bepalend

  1. onvoltooid deelwoord van bepalen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. All-inclusive” op Wikipedia (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be