benzinelucht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ben·zi·ne·lucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord benzinelucht benzineluchten
verkleinwoord benzineluchtje benzineluchtjes

Zelfstandig naamwoord

de benzineluchtv / m

  1. lucht die ruikt naar benzine; lucht met enige benzinedamp
     Toen Quispel in de vroege ochtend van de zestiende april de poort naar de binnenplaats opende, kreeg hij een sterke benzinelucht in zijn neus.[1]
     Buurtbewoners zeggen vlak voor de brand een auto achter het pand te hebben gezien. De brandweer rook een "benzineachtige lucht".[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023479925
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 februari 2022 Weblink bron “Brand in toekomstig azc Eindhoven” (09-10-2014), NOS