bengelend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ben·ge·lend

Werkwoord

vervoeging van: bengelen
verbogen vorm: bengelende

bengelend

  1. onvoltooid deelwoord van bengelen


stellend
onverbogen bengelend
verbogen bengelende
partitief bengelends

Bijvoeglijk naamwoord

bengelend

  1. los naar beneden hangend
    • Niet lang voor de kolentrein ontspoorde, twitterde Mayr twee foto's. De eerste toonde het zicht op de stad vanop de brug, de tweede de bengelende voeten van de vrouwen. [1] 
    • Met een bajonet steken de soldaten in op een bengelende pop. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Tubantia 22-08-12 Twee studentes gedood door ontspoorde trein
  2. Reformatorisch Dagblad L. Vogelaar 16-08-2010 Wachten op de oorlog