benedictijner

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ne·dic·tij·ner
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van de orde van de H. Benedictus
stellend
onverbogen benedictijner
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

benedictijner [1]

  1. (religie) betrekking hebbend op de orde van de H. Benedictus van Nursia
     Het is de bedoeling dat de spullen worden tentoongesteld in Hemelum. De gemeente Súdwest-Fryslân wil hiermee het verhaal vertellen over het Nicolaasklooster uit de dertiende eeuw. Dat was toen een vrouwenklooster van de benedictijner orde waar ook monniken verbleven. Later verrees daar een kerk.[2]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 maart 2023 Weblink bron “Gouden Franse munten gevonden bij opgravingen Hemelum” (Maandag 31 juli 2017, 19:09), NOS