benaderden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: benaderden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·na·der·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
benaderen |
benaderden
- meervoud verleden tijd van benaderen
- Wij benaderden.
- Jullie benaderden.
- Zij benaderden.
- Wij benaderden.