benaderbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·na·der·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen benaderbaar benaderbaarder benaderbaarst
verbogen benaderbare benaderbaardere benaderbaarste
partitief benaderbaars benaderbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

benaderbaar

  1. te benaderen, makkelijk mee te praten
     Er zit iets benaderbaars in een persoon alleen. Een kwetsbaarheid die ruimte schept zodat deuren eerder voor hem opengaan.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia