bemonster
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·mon·ster
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bemonsteren |
bemonster
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemonsteren
- Ik bemonster.
- gebiedende wijs van bemonsteren
- Bemonster!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemonsteren
- Bemonster je?