belletje
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bel·le·tje
Zelfstandig naamwoord
belletje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bel
- kortdurend telefoongesprek
- ▸ Achteraf realiseerde ze zich dat er hoogstwaarschijnlijk een sussend, enigszins lacherig antwoord op haar paniekerige belletje was gevolgd.[1]
Gangbaarheid
- Het woord belletje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "belletje" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Suzanne Vermeer
“All-inclusive”
(2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be