belik

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·lik

Werkwoord

vervoeging van
belikken

belik

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van belikken
    • Ik belik. 
  2. gebiedende wijs van belikken
    • Belik! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van belikken
    • Belik je? 

Gangbaarheid