belegger
Uiterlijk
- be·leg·ger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | belegger | beleggers |
verkleinwoord | (beleggertje) | (beleggertjes) |
de belegger m
- (economie) iemand die geld belegt, geld vastlegt in effecten of goederen, in de verwachting hier later winst mee te maken
- Het grootste deel van de aandelen van het bedrijf is in handen van institutionele beleggers.
- Olie- en gasconcern ExxonMobil daagt de activistische beleggingsorganisatie Follow This voor de rechter. ExxonMobil wil niet dat beleggers op de aandeelhoudersvergadering in mei mogen stemmen over een klimaatresolutie van Follow This. Beleggersvereniging VEB veegt de vloer aan met ExxonMobil.[1]
- mannelijke vorm van belegster
- Het woord belegger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "belegger" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ www.follow-this.org (22 jan 2024)
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Economie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %