beleefden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·leef·den

Werkwoord

vervoeging van
beleven

beleefden

  1. meervoud verleden tijd van beleven
    • Wij beleefden. 
    • Jullie beleefden. 
    • Zij beleefden. 
     Ze beleefden een droomvakantie en Nederland was in hun gedachten niet meer dan een denkbeeldig stipje waarnaar ze, helaas, over negen dagen terug moesten keren.[1]

Verwijzingen

  1. All-inclusive” op Wikipedia (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2