beleef

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·leef

Werkwoord

vervoeging van
beleven

beleef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beleven
    • Ik beleef. 
  2. gebiedende wijs van beleven
    • Beleef! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beleven
    • Beleef je?