belediger
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·le·di·ger
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van beledigen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | belediger | beledigers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die nare, schofferende opmerkingen maakt over iets of iemand
- Het is beter om Jeroen de Kreek, oud-advocaat, holocaustontkenner en notoire belediger, voortaan te negeren. Die suggestie geeft de rechtbank in Amsterdam het Openbaar Ministerie (OM) mee. De Kreek stond voor de zoveelste keer voor de rechter, deze keer voor belediging van toenmalig Tweede Kamerlid Jeanine Hennis-Plasschaert en arabist Hans Jansen. [2]
- Junaid reisde geregeld door Europa. Op zaterdag 25 augustus reisde hij met de bus van Parijs naar Amsterdam. Twee dagen later nam hij in een döner-zaak op het centraal station van Den Haag met zijn telefoon een filmpje op. ,,Op dit moment mijn enige doelwit is de belediger van Mohamed, met Gods wil zal ik die hond, die belediger, naar de hel sturen. [3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord belediger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "belediger" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 01-05-13 OM: Gestoorde belediger 'beter negeren'
- ↑ Tubantia 18-12-18 Beelden medeverdachte bedreigen Geert Wilders vrijgegeven
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be