belde
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bel·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bellen |
belde
- enkelvoud verleden tijd van bellen
- Ik belde.
- Jij belde.
- Hij, zij, het belde.
- Ik belde.
vervoeging van |
---|
bellen |
belde