belastingschuw

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·las·ting·schuw
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen belastingschuw belastingschuwer belastingschuwst
verbogen belastingschuwe belastingschuwere belastingschuwste
partitief belastingschuws belastingschuwers -

Bijvoeglijk naamwoord

belastingschuw

  1. (financieel), (psychologie) bang voor het betalen van belastingen; geneigd om de belastingen te ontduiken
     Rijke en belastingschuwe politieke vluchtelingen hebben namelijk een voor deze groep karakteristiek probleem, dat verder niet zo gebruikelijk is onder politieke vluchtelingen.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149