belastinginspecteur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·las·ting·in·spec·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord belastinginspecteur belastinginspecteurs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

belastinginspecteur m

  1. (beroep) hoofd van de belastingdienst aan wie de feitelijke uitvoering van de belastingwetten is opgedragen
    • Een Nederlandse belastinginspecteur gaf de Amerikaanse multinational Procter & Gamble in zijn eentje toestemming om 676 miljoen dollar onbelast naar de Kaaimaneilanden te sluizen. Daardoor liep de Nederlandse schatkist 169 miljoen dollar (ruim 145 miljoen euro) mis [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen