bekwamen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·kwa·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bekwamen
bekwaamde
bekwaamd
zwak -d volledig

Werkwoord

bekwamen

  1. overgankelijk de nodige kennis en vaardigheid bijbrengen
  2. wederkerend zich ~ in vaardigheid trachten te verwerven in iets
    • Hij had zich niet voldoende bekwaamd in deze taal om zich verstaanbaar te kunnen maken. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
bekomen

bekwamen

  1. meervoud verleden tijd van bekomen
    • Wij bekwamen. 
    • Jullie bekwamen. 
    • Zij bekwamen. 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen