bekroop
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·kroop
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bekruipen |
bekroop
- enkelvoud verleden tijd van bekruipen
- Ik bekroop.
- Jij bekroop.
- Hij, zij, het bekroop.
- Ik bekroop.
- ▸ Ze negeerde het onheilspellende gevoel dat haar bekroop en zette door.[1]