bekrammen

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

bekrammen
Uitspraak
Woordafbreking
  • be·kram·men
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van kram met het voorvoegsel be-

Werkwoord

bekrammen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bekrammen
bekramde
bekramd
zwak -d volledig
  1. (waterbeheer) dijken met strowerk bedekken
      Na het aanbrengen van het spreidsel wordt dit door bekwame krammers vastgelegd met een rijgband, dat is, telkens den vierden regel, waarbij een touwtje gespannen wordt om de regels op den voorgeschreven afstand en in de gewenschte richting te bekrammen. Dan wordt de krammat op halfwerk gelegd, dat zijn de regels midden tusschen de rijgbanden, om eindelijk den doorsteek aan te brengen of wel de regels, gelegen tusschen den rijgband en het halfwerk; dit kan door halfwas- of leerlingkrammers worden gedaan.[2]

Gangbaarheid

38 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Hollands'Rijshout”, digitale editie gemaakt naar de eerste druk (1920), Oosterbaan & le Cointre, Goes, p. 207
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be