beklimt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·klimt

Werkwoord

vervoeging van
beklimmen

beklimt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beklimmen
    • Jij beklimt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beklimmen
    • Hij beklimt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beklimmen
    • Beklimt!