beklemtoont

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·klem·toont

Werkwoord

vervoeging van
beklemtonen

beklemtoont

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beklemtonen
    • Jij beklemtoont. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beklemtonen
    • Hij beklemtoont. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beklemtonen
    • Beklemtoont!