bekert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·kert

Werkwoord

vervoeging van
bekeren

bekert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekeren
    • Jij bekert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekeren
    • Hij bekert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bekeren
    • Bekert! 
Verwante begrippen