bekentekenen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bekentekenen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bekentekenen | te bekentekenen | ||||||||
toekomend | zullen bekentekenen | te zullen bekentekenen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bekentekend | te hebben bekentekend | ||||||||
toekomend | bekentekend zullen hebben | bekentekend te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bekentekenend | bekentekend | ev. bekenteken |
mv. verouderd bekentekent |
bekentekene | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bekenteken | bekentekent | bekentekent | bekentekent | bekentekent | bekentekenen | bekentekenen | bekentekenen | |||
verleden (o.v.t.) | bekentekende | bekentekende | bekentekende | bekentekende | bekentekende | bekentekenden | bekentekenden | bekentekenden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bekentekenen | zult/zal bekentekenen | zult/zal bekentekenen | zult bekentekenen | zal bekentekenen | zullen bekentekenen | zullen bekentekenen | zullen bekentekenen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bekentekenen | zou bekentekenen | zou(dt) bekentekenen | zoudt bekentekenen | zou bekentekenen | zouden bekentekenen | zouden bekentekenen | zouden bekentekenen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bekentekend | hebt bekentekend | hebt/heeft bekentekend | hebt bekentekend | heeft bekentekend | hebben bekentekend | hebben bekentekend | hebben bekentekend | |||
verleden (v.v.t.) | had bekentekend | had bekentekend | had bekentekend | hadt bekentekend | had bekentekend | hadden bekentekend | hadden bekentekend | hadden bekentekend | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bekentekend hebben | zal/zult bekentekend hebben | zult/zal bekentekend hebben | zult bekentekend hebben | zal bekentekend hebben | zullen bekentekend hebben | zullen bekentekend hebben | zullen bekentekend hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bekentekend hebben | zou bekentekend hebben | zou/zoudt bekentekend hebben | zoudt bekentekend hebben | zou bekentekend hebben | zouden bekentekend hebben | zouden bekentekend hebben | zouden bekentekend hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bekentekend worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bekentekend | er is bekentekend | |||||||||
verleden | er werd bekentekend | er was bekentekend | |||||||||
toekomend | er zal bekentekend worden | er zal bekentekend zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bekentekend worden | er zou bekentekend zijn | |||||||||
lijdende vorm bekentekend worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bekentekend worden | bekentekend te worden | ||||||||
toekomend | bekentekend zullen worden | bekentekend te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bekentekend zijn | bekentekend te zijn | ||||||||
toekomend | bekentekend zullen zijn | bekentekend te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | — | — | — | — | wordt bekentekend | — | — | worden bekentekend | |||
verleden (o.v.t.) | — | — | — | — | werd bekentekend | — | — | werden bekentekend | |||
toekomend (o.t.t.t.) | — | — | — | — | zal bekentekend worden | — | — | zullen bekentekend worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | — | — | — | — | zou bekentekend worden | — | — | zouden bekentekend worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | — | — | — | — | is bekentekend | — | — | zijn bekentekend | |||
verleden (v.v.t.) | — | — | — | — | was bekentekend | — | — | waren bekentekend | |||
toekomend (v.t.t.t.) | — | — | — | — | zal bekentekend zijn | — | — | zullen bekentekend zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | — | — | — | — | zou bekentekend zijn | — | — | zouden bekentekend zijn |