beke

Afrikaans

Uitspraak

• IPA: /biə̯kə/

Zelfstandig naamwoord

beke mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord beek

Middelnederduits

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Oudsaksische beki

Zelfstandig naamwoord

beke

1. beek; een kleine, ondiepe waterloop

Overerving en ontlening

• Nedersaksisch: Bääke, Becke, Beek, Beeke, Biëk, Bieke

Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Oudnederlandse beke / beki

Zelfstandig naamwoord

beke v

1. beek; een kleine, ondiepe waterloop

Schrijfwijzen

• bēke

Overerving en ontlening

• Limburgs: baek
• Nederlands: beek v / m

Verwijzingen

• Vroegmiddelnederlands woordenboek - Instituut voor de Nederlandse taal
• Middelnederlands woordenboek - Instituut voor de Nederlandse taal

Oudnederlands

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Proto-Germaanse *bakiz

Zelfstandig naamwoord

beke

1. beek; een kleine, ondiepe waterloop

Schrijfwijzen

• beki

Overerving en ontlening

• Middelnederlands: beke v, bēke v
  • Limburgs: baek
  • Nederlands: beek v / m