bekabeling
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bekabeling (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·ka·be·ling
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van Naamwoord van handeling bekabelen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bekabeling | bekabelingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bekabeling v
- alle elektrische kabels van een bepaald apparaat of gebouw
- ▸ ProRail gaat aan de zuidkant van het station alle sporen en bielzen vervangen. Ook de bovenleiding en de bekabeling worden vernieuwd. De spoorbeheerder zet 2000 man in om de klus op tijd te klaren.[2]
- ▸ Bij het bedrijf uit Gouda werken wereldwijd 23.000 mensen. Je komt ze vooral tegen op bouwplaatsen, want ze zijn gespecialiseerd in techniek, bekabeling bijvoorbeeld en ict-projecten.[3]
Gangbaarheid
- Het woord bekabeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “ProRail start megaklus Den Bosch” (Zondag 30 maart 2014, 12:44), NOS
- ↑ Weblink bron “Imtech in handen van banken” (Vrijdag 24 oktober 2014, 19:16), NOS