beitelen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van beitelen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		beitelen			te beitelen
	toekomend		zullen beitelen			te zullen beitelen
voltooid	tegenwoordig		hebben gebeiteld			te hebben gebeiteld
	toekomend		gebeiteld zullen hebben			gebeiteld te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	beitelend		gebeiteld			ev. beitel	mv. verouderd beitelt	beitele
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	beitel	beitelt	beitelt	beitelt	beitelt	beitelen	beitelen	beitelen
verleden (o.v.t.)	beitelde	beitelde	beitelde	beitelde	beitelde	beitelden	beitelden	beitelden
toekomend (o.t.t.t.)	zal beitelen	zult/zal beitelen	zult/zal beitelen	zult beitelen	zal beitelen	zullen beitelen	zullen beitelen	zullen beitelen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou beitelen	zou beitelen	zou(dt) beitelen	zoudt beitelen	zou beitelen	zouden beitelen	zouden beitelen	zouden beitelen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gebeiteld	hebt gebeiteld	hebt/heeft gebeiteld	hebt gebeiteld	heeft gebeiteld	hebben gebeiteld	hebben gebeiteld	hebben gebeiteld
verleden (v.v.t.)	had gebeiteld	had gebeiteld	had gebeiteld	hadt gebeiteld	had gebeiteld	hadden gebeiteld	hadden gebeiteld	hadden gebeiteld
toekomend (v.t.t.t.)	zal gebeiteld hebben	zal/zult gebeiteld hebben	zult/zal gebeiteld hebben	zult gebeiteld hebben	zal gebeiteld hebben	zullen gebeiteld hebben	zullen gebeiteld hebben	zullen gebeiteld hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gebeiteld hebben	zou gebeiteld hebben	zou/zoudt gebeiteld hebben	zoudt gebeiteld hebben	zou gebeiteld hebben	zouden gebeiteld hebben	zouden gebeiteld hebben	zouden gebeiteld hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gebeiteld worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gebeiteld				er is gebeiteld
verleden	er werd gebeiteld				er was gebeiteld
toekomend	er zal gebeiteld worden				er zal gebeiteld zijn
voorwaardelijk	er zou gebeiteld worden				er zou gebeiteld zijn