beidt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beidt

Werkwoord

vervoeging van
beiden

beidt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beiden
    • Jij beidt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beiden
    • Hij beidt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beiden
    • Beidt!