behuild

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·huild
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen behuild behuilder behuildst
verbogen behuilde behuildere behuildste
partitief behuilds behuilders -

Bijvoeglijk naamwoord

behuild

  1. waarmee gehuild is; waarover tranen hebben gelopen
    • Af en toe dreef een moeder haar grote kind voor zich uit de huiskamer in, waar het dan met rood behuild gezicht moest afkoelen, alvorens zich weer in de orgie van geween beneden te mogen storten. [1] 
    • Josien zat op zijn bank met rood behuilde oogjes grote hoeveelheden chips in haar mond te proppen. Ze wilde me een knuffel geven, maar ik deinsde terug. “Ik ben heel verkouden hoor! Blijf maar een beetje uit mijn buurt”, loog ik. “Je bent toch niet aan het huilen? Wat is er aan de hand?" [2] 
    • Wat volgt is een grimmig noodlotsdrama vol tedere, maar vooral pijnlijke momenten. „Een echte vader heeft zijn papieren op orde”, schreeuwt zoontje Yacine op een avond, alvorens hij zijn behuilde gezicht onder de dekens verstopt. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Heijden, A.F.TH. van der
    "Tonio" 2011 ISBN 978902345954 pagina 525
  2. De Telegraaf 25 mrt. 2017 'Waarom ga je dan niet bij hem weg?'
  3. De Telegraaf ERIC LE DUC 04 apr. 2018 Vluchteling lamgeslagen richting zijn ondergang
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be