behoren/vervoeging
Uiterlijk
| vervoeging van de bedrijvende vorm van behoren | |||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
| onvoltooid | tegenwoordig | behoren | te behoren | ||||||
| toekomend | zullen behoren | te zullen behoren | |||||||
| voltooid | tegenwoordig | hebben behoord | te hebben behoord | ||||||
| toekomend | behoord zullen hebben | behoord te zullen hebben | |||||||
| onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
| behorend | behoord | ev. behoor | mv. verouderd behoort | behore | |||||
| aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
| onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
| ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
| tegenwoordig (o.t.t.) | behoor | behoort | behoort | behoort | behoort | behoren | behoren | behoren | |
| verleden (o.v.t.) | behoorde | behoorde | behoorde | behoorde | behoorde | behoorden | behoorden | behoorden | |
| toekomend (o.t.t.t.) | zal behoren | zult/zal behoren | zult/zal behoren | zult behoren | zal behoren | zullen behoren | zullen behoren | zullen behoren | |
| voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou behoren | zou behoren | zou(dt) behoren | zoudt behoren | zou behoren | zouden behoren | zouden behoren | zouden behoren | |
| voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
| ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
| tegenwoordig (v.t.t.) | heb behoord | hebt behoord | hebt/heeft behoord | hebt behoord | heeft behoord | hebben behoord | hebben behoord | hebben behoord | |
| verleden (v.v.t.) | had behoord | had behoord | had behoord | hadt behoord | had behoord | hadden behoord | hadden behoord | hadden behoord | |
| toekomend (v.t.t.t.) | zal behoord hebben | zal/zult behoord hebben | zult/zal behoord hebben | zult behoord hebben | zal behoord hebben | zullen behoord hebben | zullen behoord hebben | zullen behoord hebben | |
| voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou behoord hebben | zou behoord hebben | zou/zoudt behoord hebben | zoudt behoord hebben | zou behoord hebben | zouden behoord hebben | zouden behoord hebben | zouden behoord hebben | |